Volgens de Verenigde Naties kampt veertig procent van de wereldbevolking met waterschaarste. En één op de acht wereldbewoners heeft geen toegang tot schoon drinkwater. Wat veel mensen echter niet weten, is dat water ook onlosmakelijk met de mode-industrie is verbonden. Hoe zit dat precies?
Water is een veelbesproken duurzaam vraagstuk in de mode. Na de landbouw verbruikt de kledingindustrie wereldwijd het meeste water. Bovendien zijn het verven en behandelen van textiel in de industrie verantwoordelijk voor zo’n twintig procent van het wereldwijd vervuilde water.
Waarom dit niet alleen een milieu-kwestie is
De watervoetafdruk van de modewereld heeft vooral te maken met de populariteit van katoen. Wereldwijd is ongeveer 2,5 procent van alle beschikbare landbouwgrond beplant met katoen (voor jouw beeldvorming – dit komt neer op bijna tien keer de oppervlakte van Nederland). Katoenvelden, die vaak in droge regio’s liggen, worden intensief besproeid met water om ze vochtig te houden. Het verdwijnen van het Aralmeer laat zien wat de impact op milieu én mens zijn. Dit meer in Centraal-Azië behoorde ooit tot een van de tien grootste meren ter wereld, maar bestaat als gevolg van de irrigatie van omringende katoenvelden nu grotendeels uit woestijngebieden. Daardoor hebben de lokale vissers geen werk meer en dus geen bron van inkomsten.
Lees ook: vijf dingen die je moet weten over biologisch katoen
Het probleem van afvalwater
Ook watervervuiling is een issue in textielfabrieken. Bij het bewerken van de vezels en het maken van een kledingstuk zijn chloorbleek, chemische verfstoffen en finishings nodig. In lagelonenlanden komen deze milieubelastende stoffen nog al eens terecht in de rivieren in de buurt van de fabrieken – en uiteindelijk ook weer in het drinkwater. Vooral voor jeans wordt intensief water verbruikt en vervuilt. Eén spijkerbroek verbruikt zo’n achtduizend liter water. In de Chinese stad Xintang zijn de gevolgen hiervan duidelijk zichtbaar. Jaarlijks produceren de fabrieken er 260 miljoen jeans. De rivier in de nabijheid van de stad kleurt donkerblauw op de plekken waar de fabrieken verf en afvalwater dumpen. Dit leidt tot ernstige gezondheidsproblemen voor de mensen in omliggende gebieden.
Maar gelukkig wordt er ook iets aan gedaan
Onder de noemer van de Aliance for responsible denim werken labels zoals Mudjeans, Kings of Indigo, Nudie Jeans, Chasin, Just Brands, Coolcat, America Today, Kuyichi en Imps & Elfs sinds 2016 samen met onder andere de Universiteit van Amsterdam, Made-By, House of Denim en Circle Economy aan een duurzame denim-industrie. Slim watergebruik staat hierbij hoog op de agenda.
Lees hier welke jeansmerken al duurzame alternatieven bieden
Verven zonder druppel water
Ook zijn er steeds meer innovatieve technologieën op de markt die modemerken helpen om waterverspilling en vervuiling verminderen. Zo hebben Nike, Adidas en Peak Performance al samengewerkt met het Nederlandse bedrijf DyeCoo, dat in 2012 de eerste commerciële waterloze textielverfmachine op de markt bracht. Hiermee kunnen synthetische stoffen zoals nylon en polyester zonder ook maar een druppel water worden geverfd. Conventionele verftechnieken verbruiken 100 tot 150 liter water per kilo textiel. Het verfproces van DyeCoo belooft niet alleen waterconsumptie in de kledingindustrie te verminderen, maar ook lozingen van giftig afvalwater te voorkomen.
Duurzame alternatieven
Gelukkig zijn er dus al aardig wat innovatieve en duurzame alternatieven op de markt. Toch hebben we nog een lange weg te gaan. Wil jij je steentje bijdragen? Een paar tips:
- Laat jeans die je niet meer draagt recyclen of geef het een tweede leven via Reshare of United Wardrobe
- Was je jeans zo min mogelijk (ook zo bespaar je water, en het houdt je jeans langer mooi)
- Probeer te investeren in jeans die op een duurzamere manier worden geproduceerd. We maakten een handig lijstje met vijf duurzame jeans initiatieven.
- Een andere kijk op water: zingend de regen in met deze duurzame kleding en accessoires
- Meer lezen over de impact van water op de textielindustrie. Our World (in het Engels) en Project Cece schreven er interessante stukken over.